Het initiatiefwetsvoorstel dat bezoek aan een prostitué(e) waarvan de klant weet (of redelijkerwijs moet vermoeden) dat deze het slachtoffer is van mensenhandel, strafbaar stelt, is nog niet duidelijk genoeg. Dit schrijft de Raad voor de rechtspraak in een 2015-09 Advies initiatiefwetgeving strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel.pdfadvies (pdf, 43kB) over het voorstel.
De Raad vindt het met name onduidelijk wat binnen het voorstel precies wordt bedoeld met ‘weten’ en ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’.
De opstellers, Tweede Kamerleden Carlitos Segers (CU), Marith Rebel-Volp (PvdA) en Nine Kooiman (SP), vinden dat het voorstel helpt bij de strijd tegen mensenhandel. Een klant van een dergelijke onder dwang werkende prostitué(e) blijft nu vaak strafrechtelijk buiten schot, terwijl hij wel bijdraagt aan een netwerk van uitbuiting en mensenhandel.
Onduidelijk
De Raad verwacht dat als het wetsvoorstel wordt ingevoerd, het de eerste jaren onduidelijk zal zijn wat precies met ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’ wordt bedoeld. Onder mensenhandel valt bijvoorbeeld uitbuiting door misbruik van een kwetsbare positie. Zo’n kwetsbare positie kan door allerlei factoren worden veroorzaakt: schulden, verslaving, verstandelijke beperking, het niet spreken van de Nederlandse taal, etc. Wanneer een pooier misbruik maakt van zo’n kwetsbare positie, is het volgens de Raad nog maar de vraag of een klant die wist van deze kwetsbare positie zonder meer wordt veroordeeld, zoals met het wetsvoorstel wordt beoogd. Kan de klant bijvoorbeeld worden veroordeeld als de prostituee hem vertelt dit werk te doen om uit de schulden te komen en de klant er achteraf achter komt dat een pooier hier misbruik van maakt?