Basisinkomen: voor of tegen?
Een basisinkomen is een inkomen, gegeven of gegarandeerd door de overheid aan elke burger/inwoner, ongeacht over welke overige inkomsten of vermogen deze beschikt.
Belangrijk in deze definitie, is het woordje “ongeacht”: dit houdt in dat het Basisinkomen onvoorwaardelijk wordt toegekend aan iedere inwoner van een land.
Dat onvoorwaardelijke element is essentieel, en daarin verschilt het Basisinkomen van onze huidige sociale zekerheid.
Momenteel bestaan er tientallen soorten van uitkeringen en subsidies, waardoor 80% van de bevolking wel op één of andere manier gebruik maakt van een overheidsuitkering (pensioen, kindergeld, ...)
Maar aangezien het gekoppeld is aan voorwaarden, is het ook fraudegevoelig, waardoor je een leger ambtenaren nodig hebt om alles en iedereen te controleren, en dat kost ook weer miljarden per jaar.
Bovendien verhoogt deze bureaucratie de drempel voor degenen die het misschien het beste kunnen gebruiken.
Kan het niet eenvoudiger: geef iedereen een vast bedrag, zonder voorwaarden.
Voorstanders van het Basisinkomen beschouwen dit dan ook als een universeel mensenrecht: het recht op een menswaardig bestaan, door middel van een onvoorwaardelijk Basisinkomen.
Het idee van het Basisinkomen bestaat al meerdere eeuwen. Regelmatig stak het de kop op, om dan meteen weer naar het rijk der fabeltjes te worden verwezen. Het was te utopisch, onbetaalbaar, en het zou leiden tot luiheid en profitariaat. Vervolgens werd het weer voor enkele jaren in de koelkast gestopt, tot iemand anders het weer tevoorschijn haalde.
Maar is het wel utopisch? Misschien was onze samenleving er vroeger nog niet klaar voor, maar samenlevingen evolueren, en ook economische structuren evolueren. Onze welvaartstaat was misschien een heel goed economisch model gedurende de tweede helft van de 20e eeuw. Maar ondertussen staan we voor andere uitdagingen: demografisch, ecologisch, economisch en technologisch wordt onze maatschappij dooreengeschud, en blijken de oude oplossingen niet meer te werken voor de nieuwe uitdagingen. Koppel daar nog het wanbeheer van onze politici aan vast, en het is duidelijk dat onze welvaartstaat een piramidespel is geworden, dat op het punt staat om te vallen.
Nieuwe uitdagingen vragen om nieuwe oplossingen. Onze arbeidswetgeving stamt grotendeels uit de jaren ’50 en ’60, terwijl we vaak in bedrijven werken, en producten of diensten maken en kopen, die toen nog niet bestonden. Productie is uitgeweken naar andere landen, of uitbesteed aan robots, die het werk in onze plaats doen. Dit heeft plaats gemaakt voor andere sectoren, die een enorme groei hebben gekend, en die in de toekomst nog aan belang zullen winnen. Wat is nog de relatie tussen wonen en werken? Tussen arbeid en inkomen? Tussen de plaats van produceren en van consumeren? Onze lokale economie in een grote wereld, is veranderd in een globale economie in een kleine wereld.
In deze context komt het Basisinkomen als idee opnieuw op de voorgrond.
Academici onderzoeken, burgers debatteren, en zowel bij linkse als rechtse politici zijn er voor-en tegenstanders.
De Zwitsers verwerpen het in een referendum, terwijl Finland het volgend jaar opstart als een proefproject. Wie heeft gelijk? Iedereen of niemand?
Alle experimenten uit het verleden waren een overduidelijk succes.
Maar ze werden opgeheven na een politieke machtswissel, of om welke reden dan ook.
Er is nog nooit een experiment mislukt, maar het is ook nog nergens nationaal doorgevoerd.
Maar wat vinden onze heren ijsberen eigenlijk van het Basisinkomen?
Bent u VOOR of TEGEN?
"Men, it has been well said, think in herds. It will be seen that they also go mad in herds, while they only recover their senses slowly and one by one."
Charles Mackay, "Extraordinary Popular Delusions and the Madness of Crowds" (1841)