Dat was een fijne binnenkomer voor Klaas-Jan Huntelaar in Milaan. De spits was volop in voorbereiding op zijn debuut in de Serie A, toen Silvio Berlusconi op een van diens vele eigen televisiezenders verscheen.
De premier van Italië vond het de hoogste tijd zich weer eens te bemoeien met het technische beleid van AC Milan, de club waar hij nog altijd de dikste vinger in de pap heeft. Waar Berlusconi tussen alle corruptie- en seksschandalen door de tijd vandaan haalt weet niemand, maar opeens hing hij aan de lijn, in het onvolprezen programma Il Processo di Biscardi.
Twee weken nadat Huntelaar een vierjarig contract had getekend bij Milan, vouwde Berlusconi op tv uiteen hoe de voorhoede van de Rossoneri er volgens hem uit moet zien. 'Ik zou Ronaldinho en Pato opstellen als de twee spitsen, met Clarence Seedorf als aangever achter hen', klonk het vastberaden. Geen woord over Huntelaar.
Twee dagen na de televisie-uitzending speelde Milan de derby tegen Internazionale. Huntelaar begon op de reservebank. Seedorf trouwens ook, dus trainer Leonardo had niet alle adviezen van Berlusconi ter harte genomen. Dat biedt Huntelaar hoop in zijn strijd om een basisplaats.
De bank van Milan biedt überhaupt een vreemde aanblik in de eerste weken van het seizoen, bovenal door de aanwezigheid daarop van Massimo Ambrosini. De middenvelder werd deze zomer, na het voetbalpensioen van clubicoon Paolo Maldini, tot nieuwe aanvoerder benoemd. Je zou denken dat zo’n geste automatisch tot een basisplaats leidt, zeker bij de start van de competitie.
Niet bij Milan. Zowel tegen Siena als bij de Derby della Madonnina stond kapitein Ambrosini reserve. Wie de logica kan ontdekken, mag het zeggen.
Het zijn kwesties waarmee Berlusconi op zijn eigen tv-kanalen niet wordt lastig gevallen. Daar mag de president ongestoord een vergelijking maken tussen Ronaldinho en de ongenaakbare wereldrecordhouder op de honderd en tweehonderd meter sprint, Usain Bolt.
'De Usain Bolt van AC Milan luistert naar de naam Ronaldinho', zei Berlusconi twee weken geleden. 'Hij was de absolute droom van elke technisch directeur over de hele wereld en hij kan terugkeren op zijn niveau van vroeger.'
In dagblad La Gazzetta dello Sport poneerde Berlusconi in dezelfde week nog een andere voetbalwijsheid: ‘Niemand in Italië heeft in technisch opzicht een betere selectie dan wij, ook Inter niet.’
We hebben het gezien, vorige week zaterdagavond in San Siro. Milan werd ook in technisch opzicht volledig overklast door de aartsrivaal en Ronaldinho wekte de indruk de honderd meter sprint nog niet eens binnen een minuut te kunnen volbrengen. Het was pijnlijk te zien hoe de Braziliaan probeerde te zijn wie hij ooit was.
Een jaar geleden besliste hij de Milanese derby nog met een magnifieke kopgoal, zijn eerste doelpunt in dienst van Milan. Daarna werd het zeuren geblazen. Zoals dat in zijn laatste jaar bij Barcelona ook al het geval was.
Tijdens de eerste wedstrijd van dit seizoen, tegen Siena, zagen we twee flitsen van de Ronaldinho in zijn Catalaanse hoogtijdagen. Met twee subtiele steekballen stelde hij Alexandre Pato in staat te scoren. Een week later verviel hij weer in het slaapwandeltempo dat hem al veel te lang kenmerkt.
Berlusconi kan roepen wat hij wil, maar de pijp van Ronaldinho lijkt nu al leeg. De vergelijking met zijn landgenoot Ronaldo dringt zich op. Jarenlang koppelden ze topvoetbal aan spelvreugde, een hartverwarmende combinatie. Veel te vroeg zijn ze opgebrand.
Ronaldinho, 29 jaren jong, is al twee jaar met pensioen. Hij weet het alleen zelf nog niet.