Wanneer gebruik je -d en wanneer gebruik je -t?
Tegenwoordige tijd
ik: alleen de gecorrigeerde stam. jij/hij/zij: gecorrigeerde stam + t, ook als de gecorrigeerde stam op een d eindigt. Als de stam op een t eindigt komt er geen extra t bij.
Verleden tijd
ik/jij/hij/zij: gecorrigeerde stam + -de/-te, als de stam eindigt op een van de medeklinkers in "'t kofschip" (ch telt als een letter): -te, anders -de.
Hele werkwoord
Het hele werkwoord, ofwel infinitief, is de -en vorm die de handeling in zijn geheel aangeeft. Voorbeeld: werken, lopen, verhuizen, gebeuren, geloven.
Stam
De stam van een werkwoord is de belangrijkste indicator voor welke letter gebruikt moet worden in de vervoegingen. De stam wordt verkregen door het onvervoegde werkwoord te ontdoen van de uitgang -en.inf.: werken → stam: werk-
inf.: lopen → stam: lop-
inf.: verhuizen → stam: verhuiz-
inf.: gebeuren → stam: gebeur-
inf.: geloven → stam: gelov-
Soms eindigt de stam van een werkwoord op een klinker, in dat geval staat er vaak alleen een -n achter de stam.inf.: doen → stam: doe-
Gecorrigeerde stam
Vaak is het zo dat de stam op zich niet voldoet aan de nederlandse spellingsregels en dus niet op zichzelf als een woord gebruikt kan worden. Voordat dat kan, moet hij eerst gecorrigeerd worden. De stam van lopen bijvoorbeeld is lop-, waarbij de 'o' een lange klank heeft. Deze stam wordt dan gecorrigeerd door een 'o' toe te voegen: de gecorrigeerde stam is loop-.stam: werk- → gec. stam: werk-
stam: verhuiz- → stam: verhuis-
stam: gebeur- → stam: gebeur-
stam: gelov- → stam: geloof-
Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd geldt altijd de volgende regel voor werkwoorden waarvan de stam niet eindigt op een t:
ik |
stam |
jij |
stam-t |
hij/zij |
stam-t |
wij/jullie/zij |
hele werkwoord |
Voor de jij/hij/zij-vervoeging komt er dus altijd een -t achter de stam, nooit een -d.
infinitief |
werken |
|
infinitief |
vinden |
|
infinitief |
geloven |
stam |
werk- |
|
stam |
vind- |
|
stam |
gelov- |
gec. stam |
werk- |
|
gec. stam |
vind- |
|
gec. stam |
geloof- |
ik |
werk |
|
ik |
vind |
|
ik |
geloof |
jij |
werkt |
|
jij |
vindt |
|
jij |
gelooft |
hij/zij |
werkt |
|
hij/zij |
vindt |
|
hij/zij |
gelooft |
wij/jullie/zij |
werken |
|
wij/jullie/zij |
vinden |
|
wij/jullie/zij |
geloven |
Het kan nodig zijn de uiteindelijke vorm nog te corrigeren, als hij bijvoorbeeld eindigt op dubbel t.
Uitzondering: als het zinsdeel jij of je direct volgt op het vervoegde werkwoord, dan is de vervoeging stam zonder -t. Dit geldt alleen als je gebruikt wordt als onderwerp van de zin; in alle andere grammaticale functies van je gaat dit niet op. Dit zal alleen verwarrend werken in de gevallen waar je je kunt gebruiken in plaats van een andere vorm (jou, jezelf, jouw, etc.). Als je je kunt vervangen door jij, dan vervalt de -t.inf.:werken→stam:werk-
Je werkt hard vandaag.
Werk je hard vandaag?
inf.:vinden→stam:vind-
Jij vindt blauw mooi.
Vind jij blauw mooi?
Jij houdt je op de vlakte. (jezelf) → (je is hierin niet het onderwerp van de zin.)
Hij leest je bestand in. (jouw)
Bij werkwoorden waar de stam eindigt op een t komt er geen extra -t bij.inf.:liften→stam:lift-
ik lift, jij lift, hij lift
Lift jij wel eens?
Verleden tijdVerleden tijd: gec. stam-de of gec. stam-te
Voltooid deelwoord: gegec. stam-d of gegec. stam-t
Om te bepalen of in de verleden tijd een -d of een -t gebruikt moet worden, kijk je naar de klank voor de -en uitgang in het hele werkwoord. Als die hard is, moet er een -t uitgang komen in de verleden tijd, en anders -d. De volgende klanken zijn hard: T K F S CH P.
Uit die klanken komt het kofschip ezelsbruggetje. Dit ezelsbruggetje zegt dat wanneer de ongecorrigeerde stam op een van de letters uit 'T KoFSCHiP eindigt, de verleden tijd -t krijgt, en anders -d. Let goed op dat je hiervoor de stam neemt, en niet de gecorrigeerde stam; het gaat immers om de klank voor -en in het hele werkwoord.inf.: werken → stam: werk-; eindigt op een harde klank, dus verleden tijd is -t: werkte.
inf.: verhuizen → stam: verhuiz-; eindigt op een zachte klank, dus verleden tijd is -d: verhuisde.
inf.: geloven → stam: gelov-; eindigt op een zachte klank, dus verleden tijd is -d: geloofde.
inf.: gebeuren → stam: gebeur-; eindigt op een zachte klank, dus verleden tijd is -d: gebeurde.
Dan is er nog het voltooid deelwoord, waar exact dezelfde -d/-t regels voor gelden. Dit wordt gebruikt in zinnen met een vorm van 'zijn' of 'hebben' en het voltooid deelwoord begint vaak met ge-.Ik ben verhuisd.
Het is gebeurd.
Jij hebt gewerkt.
Zo kan het dus voorkomen dat er van 1 werkwoord 2 vormen bestaan waartussen het enige verschil is dat de laatste letter een d of een t is. Toch is het altijd helemaal duidelijk omschreven welke vorm er gebruikt moet worden.
Het gebeurt. - Tegenwoordige tijd, dus gec. stam plus -t.
Het is gebeurd. - Voltooid deelwoord, en een -d uitgang vanwege de zachte klank in het hele werkwoord, dus gec. stam plus -d.